De afgelopen maanden kom ik regelmatig het woord ‘graaien’ tegen. Hier en en hier zie je enkele voorbeelden ervan. De maatschappelijke onrust heeft zelfs geleid tot een nieuw woord: ‘graaiflatie’. Graaiflatie is het verschijnsel waarbij bedrijven hun prijzen harder laten stijgen dan nodig is op basis van de kosten.
Een groot deel van de prijsstijgingen kan worden verklaard door hogere kosten voor bedrijven, maar veel mensen vragen zich af of ondernemers de hoge inflatie hebben gebruikt als excuus om hun prijzen buitensporig te verhogen en zo hun winstmarges te vergroten. Zowel het Internationaal Monetair Fonds (IMF) als de Europese Centrale Bank (ECB) hebben recent studies gepubliceerd waaruit blijkt dat niet zozeer de lonen de prijzen hebben opgedreven, maar vooral de winstmarges die bedrijven zelf hanteren.
Hoewel de term ‘graaiflatie’ nieuw is, vertoont het fenomeen veel overeenkomsten met een veel ouder begrip: ‘price gouging’, oftewel prijsopdrijving. Dit verwijst naar het vragen van extreem hoge prijzen voor schaarse goederen en diensten tijdens een crisisperiode. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen tijdens natuurrampen zoals orkanen en overstromingen, oorlogen of gezondheidscrises zoals een pandemie.
De verwijzing naar price gouging gaat ver terug in de tijd. De term werd al gebruikt tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog in 1860, maar een van de eerste documenten waarin het fenomeen ter sprake kwam, was een artikel in de New York Times uit 1918. Daarin werd beschreven hoe handelaren de prijs van kolen verhoogden tijdens de Eerste Wereldoorlog, wat nadelig was voor de burgers.
Sindsdien is er veel onderzoek gedaan naar price gouging. Zo laten Lee en Lee (2019) zien dat de prijzen van hotelovernachtingen sterk stegen toen North Carolina getroffen werd door orkaan Florence. Andere studies tonen aan dat tijdens de coronapandemie de prijzen van onder andere mondkapjes en desinfecterende handgel snel en aanzienlijk zijn gestegen (zie Cabral en Xu, 2021).
Het verhogen van prijzen ten koste van consumenten in nood wordt over het algemeen als onethisch beschouwd en de overheid grijpt vaak in om dit gedrag te beperken. Daarnaast zien ondernemers vaak af van grote prijsstijgingen tijdens een crisisperiode, zelfs als er schaarste is van de producten of diensten die ze aanbieden. Ze doen dit uit angst voor reputatieschade (zie bijvoorbeeld Kahneman, Knetsch en Thaler, 1981). Beatty, Lade en Shimshack (2021) bijvoorbeeld
vonden weinig bewijs van wijdverbreide price gouging in een studie waarin ze de impact van orkanen op de benzineprijzen onderzochten.
Graaiflatie verschilt echter op een belangrijk punt van price gouging. Bij graaiflatie is de veronderstelling dat ondernemers de hogere inflatie als gevolg van hogere kosten aangrijpen om hun prijzen onevenredig te verhogen. Deze hogere kosten zijn uiteraard ontstaan door crises die deels achter ons liggen, zoals de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne. Het verschil met price gouging is dat opportunistisch gedrag van ondernemers direct wordt herkend door consumenten in nood, terwijl dat bij graaiflatie mogelijk niet direct het geval is.
Er zijn meerdere verklaringen mogelijk. Ondanks het feit dat bedrijven hun winstmarges hebben vergroot door hogere prijzen te vragen dan nodig is om stijgende kosten door te berekenen, is het nog steeds moeilijk om te concluderen of er in Nederland daadwerkelijk sprake is van graaiflatie. Het feit dat bedrijven hun marges hebben vergroot tijdens periodes van hoge inflatie kan wijzen op een gebrek aan concurrentie en het misbruiken van marktmacht, maar er kunnen ook andere motieven meespelen bij de relatief sterke prijsstijgingen. Uit onderzoek van Glover et al. (2023) blijkt bijvoorbeeld dat bedrijven hun prijzen verhogen in anticipatie op toekomstige kostenstijgingen. Het duurt namelijk even voordat prijsverhogingen volledig worden doorberekend in de hele productieketen. Daarnaast kan het zijn dat ondernemers door het vergroten van hun winsten alvast vooruitlopen op verwachte stijgingen van loonkosten. Volgens de AWVN (cao-kijker) waren de afgesproken cao-loonsverhogingen in april 2023 al 7,5 procent.
Bij de gestegen marges van bedrijven speelt ook mee dat de vraag naar goederen en diensten in 2022 veel hoger was dan het aanbod. Met andere woorden: de Nederlandse economie was en is nog steeds oververhit. Consumenten waren blijkbaar in staat om de hogere prijzen te betalen, wat het voor producenten makkelijker maakte om een deel van het extra consumentensurplus af te romen en daarmee de vraag te beperken. Anders gezegd: als bedrijven de prijzen zouden verlagen, zou de vraag van Nederlandse en buitenlandse kopers meteen toenemen, terwijl bedrijven gezien de oververhitte economie waarschijnlijk niet in staat zijn om aan die extra vraag te voldoen.
Sterke concurrentie maakt het minder waarschijnlijk dat er sprake is van graaiflatie. Uit de gegevens van het CBS kunnen we niet afleiden in welke specifieke sectoren de excessieve winsten worden behaald. Natuurlijk krijgen prijsstijgingen waar consumenten dagelijks mee geconfronteerd worden, zoals die voor boodschappen, veel aandacht in de media. Maar dat betekent niet automatisch dat er sprake is van graaiflatie. Een opvallend voorbeeld is de aanzienlijke stijging van de prijs van eieren. In de EU zijn de eieren tussen het eerste kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023 maar liefst 62 procent duurder geworden. Deze prijsstijging is echter grotendeels te wijten aan hogere kosten (zoals hogere voerkosten en kosten als gevolg van strengere regelgeving omtrent dierenwelzijn). Ook spelen factoren zoals een toegenomen schaarste (door vogelgriepuitbraken, marktverstoringen door corona, investeringsonzekerheid en een grotere vraag naar eieren) een rol in de prijsontwikkeling, wat tijdelijk resulteert in hogere winstmarges binnen de toeleveringsketen. Deze marges zullen naar verwachting op de lange termijn weer verdwijnen. Als we kijken naar voedingsmiddelen in het algemeen, draagt de intense concurrentie tussen verschillende supermarkten en leveranciers ertoe bij dat er scherpe onderhandelingen over prijzen met leveranciers plaatsvinden. Veel voedselwinkels en producenten van voedingsmiddelen, vooral die van huismerken, ondervonden druk op hun winstmarges in 2022. Dit wijst niet op graaiflatie.
“Maar stel dat sommige ondernemingen zich inderdaad schuldig maken aan graaigedrag. Los van het feit dat dit onethisch is, zullen beleggers profiteren van de hogere winsten die hieruit voortkomen. Bovendien hebben ze de mogelijkheid om via de aandeelhoudersvergadering de onderneming aan te spreken op dit beleid.”
Jan de Vries
Jan is founding partner van EBI Capital. Binnen EBI Capital is Jan verantwoordelijk voor de wetenschappelijk onderbouwde beleggingsfilosofie.
jan@ebicapital.nl
06 – 46 44 51 48
Heb je vragen of wil je reageren op dit artikel? Schroom niet om contact met ons op te nemen!
Disclaimer
Rendementen uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst.
Inspiratie is afkomstig van: https://www.rabobank.nl/kennis/d011366704-is-in-nederland-sprake-van-graaiflatie